Hotel Fellini
Hotel Fellini
Een overgevoelige beroemdheid wenst rust. Hij denkt die te kunnen vinden in een hotel in het hart van een grote stad. Voor de zekerheid boekt hij drie kamers naast elkaar. Dan heeft hij geen last van lawaaiige buren. De hoteleigenaar en zijn moeder verhuren desalniettemin de andere twee kamers toch maar aan een officier en een verliefd stel, Armando en Maria, zonder dat de beroemdheid dit weet. Dat scheelt weer inkomsten! Dit besluit leidt tot een nacht vol misverstanden, irritaties, kortstondige dromen en veel open- en dichtslaande deuren. En die nacht slikken vooral de mannen heel wat pillen…
KamerOperaProject integreert in de productie Hotel Fellini de korte, komische opera La notte di un nevrastenico uit 1959 van Nino Rota met de zeven losse operascènes uit de beroemde, maar zelden uitgevoerde Sette Canzoni van Gian Francesco Malipiero, geschreven in 1918 en 1919. Fellini´s vaste filmcomponist levert het absurde verhaal en de muzikale grootmeester Malipiero levert de intense, diepere emoties van de hoofdrolspelers. Het resultaat is een Fellini-achtige voorstelling waarin fantasie, schrijnende angsten en banale werkelijkheid hand in hand gaan.
Gian Francesco Malipiero (1882-1973)
Naast zijn grote belang voor de ontsluiting van alle werken van Claudio Monteverdi, is Gian Francesco Malipiero een sleutelfiguur in de ontwikkeling van de Italiaanse muziek van de 20ste eeuw. Zijn grote oeuvre begint in een romantisch idioom, verschuift dan onder de invloed van de Eerste Wereldoorlog naar een gecombineerd expressief én impressionistische stijl om vervolgens in de eerste helft van de jaren ’20 steeds meer een neoklassiek karakter te krijgen. Die tweede periode, tussen 1914 en 1923, kent enkele van zijn meest eigen en indrukwekkende werken, waaronder de zevendelige opera Sette Canzoni. Het is dit meesterwerk dat KamerOperaProject naar voren haalt in de productie Hotel Fellini.
De aanvankelijke invloed van Strauss en Wagner laat Malipiero na 1910 langzaam achter zich. Vanaf dat moment is meer en meer de invloed van Debussy en Koechlin te horen, zoals in de pianocyclus Poemetti lunari (1910). Geen thematische ontwikkeling en een licht melancholische lading. Typisch voor Malipiero en een voorbode voor diens belangrijke werken een paar jaar later, zijn de sombere, donkere dissonante krachten die de schoonheid steeds bedreigen. In dezelfde periode is Malipiero steeds vaker in het vredige plaatsje Asolo te vinden, aan de voet van de uitlopers van de Dolomieten, hartje Veneto. De vrede wordt wreed verstoord als in mei 1915 Italië het Oostenrijks-Habsburgse rijk de oorlog verklaart. Malipiero is een overtuigd pacifist en van begin af aan fel tegen de betrokkenheid van Italië in de oorlog gekant. In de zomer van 1915 verblijft hij aan het Brentakanaal tussen Padua en Venetië. Daar is hij getuige van nachtelijke luchtaanvallen van de Oostenrijkers op Venetië.
´In 1914 gooit de oorlog mijn hele leven door elkaar en tot 1920 blijft dit mijn permanente tragedie. De werken uit deze jaar reflecteren misschien mijn agitatie. Maar, als ik al ergens, formeel en stilistisch, iets nieuws heb gemaakt, dan gebeurt het precies in deze jaren´.
Tussen 24 oktober en 17 november 1917 slaat het noodlot echt toe. Met het 12de Isonzo-offensief weten de Oostenrijkers, gesteund door Duitse troepen, vanaf Kobarid (Caparetto), door de Italiaanse linies te breken: 10.000 doden, 30.000 gewonden en 265.000 krijgsgevangenen. Over een breedte van meer dan honderd kilometer vluchten tienduizenden gedemoraliseerde Italiaanse militairen en burgers via Venetië richting het zuidwesten, tot voorbij de rivier Piave. Ook Malipiero vlucht en reist verder naar Rome. Hij is er dagen sprakeloos van en stort bijna in elkaar. Een nachtmerrie.
In Rome werkt Malipiero enige tijd voor het Ondersecretariaat voor Buitenlandse Propaganda. Als componist sluit hij zich gedurende drie jaar aan bij Alfredo Casella´s initiatieven om internationaal vermaard, nieuw repertoire ten uitvoer te brengen. De Società Italiana di Musica Moderna (S.I.M.M.) is geboren. Hij werkt vervolgens aan Pantea en Sette Canzoni, twee belangrijke werken waarin hij zijn oorlogservaringen in de Veneto vertaalt naar het theater.
Pantea (1917-1919) is een korte, expressionistische balletopera waarin een zwijgende danseres (embleem van schoonheid) tussen vier muren danst. Achter de muren verleidt een off stage koor haar richting strijd en oorlog. Als ze uiteindelijk een van de deuren opent, ziet ze de Dood. De invloeden van Erwartung, Hertog Blauwbaard en Le Sacre Du Printemps zijn dichtbij.
Gian Francesco Malipiero in Venetië, eind jaren ’60
Italiaanse burgers op de vlucht in november 2017 na de slag bij Kobarid (Caporetto)
het grootste deel van zijn leven woonde en werkte Malipiero in Venetië én in het kleine stadje Asolo (Treviso): daar ligt hij ook, samen met zijn vrouw en katten, begraven in zijn voormalige (verwaarloosde) achtertuin
terugtrekkende Italiaanse troepen in de Veneto, november 1917
Sette Canzoni (1918-1919)
Sette Canzoni (1918-1919)
De symboliek van de oorlog is goed voelbaar in Sette Canzoni. Groot is de expressieve kracht.Malipiero breekt met het lineaire verhaal, breekt met de dramaturgische eenheid, breekt met de noodzaak van de ontwikkeling van karakters én met de mode van het Italiaanse verismo. Kortom: een revolutionair werk. Hij verwerkt feitelijke indrukken die hij in Asolo en deels op zijn vlucht naar Rome heeft ervaren. De kern in elk van de zeven scènes wordt gevormd door een lied dat is gebaseerd op Italiaanse poëzie uit de 13de en 14de eeuw. Dit lied vat de essentie van de desbetreffende scène. De instrumentale muziek en soms ook het koor zorgen voor de soms felle tegenstelling tussen lied en wat er in de geest of directe omgeving van de protagonisten gebeurt. En de precieze toneelaanwijzingen geven daar nog verder invulling aan. Schoonheid en brute kracht: ze komen samen en manifesteren zich gelijktijdig in schrijnende scènes die elke illusie over een harmonische wereld de nek om draaien.
In de eerste scene (Il vagabondo) zien we een kreupele verhalenverteller een meisje verleiden om met hem mee te gaan en haar blinde vriend te verlaten. Zij kiest voor de kreupele en laat de blinde bedelaar met zijn gitaar achter. In de tweede scène (A vespro) wil een vrouw bidden in een kerk. Ze wordt er door een monnik uitgejaagd. In de derde scène (Il ritorno) is een vrouw in afwachting van haar zoon die terugkeert van het front. Ze is zo tot wanhoop gedreven dat zij, als hij dan terugkeert, hem niet herkent. Malipiero vertelt later aan vrienden over een vrouw die hij in de buurt van Monte Grappa zag, huilend, schreeuwend, kinderliedjes zingend, een pop in haar armen, gek van verdriet als gevolg van het verlies van haar zoon. Scène 4 (L´ubbriaco) gaat over de wraak van een echtgenoot, boos vanwege het overspel van zijn vrouw. In plaats van de echte minnaar slaat hij een dronkaard op de stoep van het huis tot moes. In de vijfde scène (La serenata) brengt een jongeman een prachtige serenade aan zijn geliefde, die hem niet hoort en binnen in het huis weent bij de baar waarop een familielid ligt opgebaard. De klokkenluider in scène 6 (Il campanaro) zingt een opgewekt lied, terwijl hij de kerkklokken luidt om de bevolking te waarschuwen voor een vreselijke ramp. In de laatste en zevende scène (L´Alba delle Ceneri ) schildert Malipiero de overgang van carnaval naar Aswoensdag, de overgang van de banaliteit van de opgeklopte vrolijkheid naar introspectie en rust.
Sette Canzoni is voor het eerst uitgevoerd in de Parijse Opéra op 10 juli 1920, naar verluid in een slechte uitvoering. Het publiek reageerde zo heftig dat de voorstelling bijna voortijdig afgebroken moest worden. Maar ja, het publiek was dan ook gekomen voor een uitvoering van de Rigoletto van Verdi na de pauze. De de beroemde aria La donna è mobile uit Rigoletto was overigens Malipiero´s inspiratiebron voor de zesde scène uit Sette Canzoni. Ging het Malipiero daarbij om de aria zelf? Nee, wel om het feit dat een koster uit Ferrara deze aria fluit terwijl hij de kerkklokken luidt voor een begrafenis …
fragment uit een scenische uitvoering van Il Vagabondo, een van de zeven delen uit Sette Canzoni
Gian Francesco Malipiero in zijn achtertuin in Asolo
Nino Rota
Nino Rota is vooral bekend als de componist van de filmmuziek voor The Godfather – trilogie en de vele naoorlogse films van Fellini, Zeffirelli en Visconti. Hij hergebruikte regelmatig zijn eigen muziek en om deze reden liep hij begin jaren ´70 een Academy Award mis voor zijn Godfather-muziek. Die zou niet aan de eisen van originaliteit voldoen …
Veel minder bekend is dat Nino Rota ook de componist is van vier symfonieën, acht opera´s , vijf balletten, liederen en kamermuziek. Rota was een wonderkind en componeerde op zijn elfde al een oratorium, dat ergens begin jaren ´20 ook echt uitgevoerd schijnt te zijn. Rota kreeg een degelijke muzikale opleiding bij Ildebrando Pizzetti in Milaan, studeerde later in Rome en tussen 1930 en 1932 bij Rosario Scalero aan het Curtis Institute in Philadelphia, net als bijvoorbeeld Samuel Barber. Gedurende zijn hele leven zal Rota steeds zowel de wereld van de film als die van de gecomponeerde muziek bedienen. Over en weer speelt hij leentjebuur bij zichzelf. In een van de beroemdste Italiaanse films van de 20ste eeuw, La Dolce Vita, neemt Rota een blues op. Het is exact hetzelfde deuntje als de muziek die hij gebruikt ter overbrugging van twee scenes in de korte opera La notte di un nevrastenico, een jaar eerder.
La Notte di un Nevrastenico (1959)
La Notte di un Nevrastenico (1959)
Rota schrijft de korte, komische opera in 1959 op basis van een libretto van de destijds populaire Italiaanse schrijver Riccardo Bacchelli (De molen aan de Po). De opera volgt twee lijnen: een hilarisch plot en de ontrafeling van een neurose. De neurose wordt goed zichtbaar in scène 9 van Hotel Fellini, als de officier zijn laars hard op de grond plaatst en de beroemdheid in de kamer ernaast daarvan opschrikt. Maar meer dan dit ene geluid, is de neurose puntig gevat in de tweede helft van scène 9 van Hotel Neurasthenia. De beroemdheid reflecteert daarin over het fenomeen ´slaap´ in relatie tot hoogdravende citaten uit Dante en Shakespeare die hol klinken tussen de muren van zijn kamer. ´Dovessi crepar, voglio dormire.´ Ik wil slapen, koste wat kost.
Als de beroemdheid voor het eerst op toneel verschijnt, gaat dat gepaard met een dissonant interval (de tritonus), een harmonisch interval bestaande uit drie hele toonafstanden. In de middeleeuwen werd dit verboden interval met de duivel geassocieerd. In de 20ste eeuw zien we het interval vaak bij filmmuziek die een ´enge sfeer´ moet oproepen. Hier staat dit interval voor de angst van de beroemdheid niet in slaap te kunnen vallen. Een dalend motief in de trombone definieert het leit-motiv voor de beroemdheid dat vervolgens in allerlei varianten gedurende de hele opera terug is te horen. Ook de frase ´Ik droomde´ in scene 10 gaat gepaard met dit interval. Het is letterlijk de vertolking van de kwelling van de man die dacht te slapen, maar daar toch niet toe in staat is. In dit vakwerk verraadt zich de degelijke muzikale lessen die de jonge Nino Rota heeft gevolgd aan het Curtis Institute in Philadelphia.
Rota strooit met talloze referenties naar dansvormen en muziek van andere componisten. De conciërge krijgt een ritmisch motiefje, met een vleugje Puccini en Prokovjev. Als de dag eindigt in het begin van scene 9 volgt een luie blues. Het koppel dat ongeneerd de liefde bedrijft verderop in de opera gaat gepaard met een dalende chromatische lijn en een vrije vocalise (hemels!), die komisch overlopen in een langzame wals. Als iedereen in scene 14 in paniek raakt en het hotel besluit te ontvluchten, ontspint zich een gekmakend rondo. Tenslotte versnelt en vertraagt Rota regelmatig de teksten uit het libretto.
Het is Bruno Maderna, vanaf de jaren ´60 zelf componist van collage-achtige opera´s, die Nino Rota´s La notte di un nevrastenico voor het eerst uitvoert in Turijn in een concertante versie. Het werk kreeg veel bijval en een ´Premio Italia´. In Italië wordt het soms nog uitgevoerd, daarbuiten zelden.
Dramaturgie
Een Italiaanse stad, 150 kilometer van een niet nader genoemd front. De jaarlijkse handelsbeurs gaat gewoon door. Iedereen jaagt zijn eigen geluk na en zoekt profijt. Desnoods ten koste van een ander. De moeder van de hoteleigenaar heeft ervoor gezorgd dat haar zoon zich aan de oorlog kon onttrekken. Hij zoekt maximaal financieel gewin, is nooit helemaal man geworden en gefrustreerd dat hij nog bij zijn moeder woont. Ondanks alle gasten die hij ontmoet is juist hij het meest vervreemd van de wereld om hem heen.
De belangrijkste gast, een beroemdheid (is het een zanger, een komiek?) ziet dat de wereld om hem heen niet langer gericht is op vertier en is nerveus. Hij eist aandacht, denkt alleen aan zijn eigen rust en wentelt zijn ongenoegen zonder gêne op zijn omgeving af.
Een andere gast, een officier bewaart een geheim dat niemand kent, maar iets te maken heeft met desertie en een liefje in de stad. Hij forceert een verblijf in het hotel, ook al is er eigenlijk helemaal geen plek.
Een derde gast, de jonge vrouw Maria, kijkt opportunistisch naar de meest sterke man om zich aan te binden. Haar liefje voor dat moment, Armando, is de wispelturigheid zelve. Pas na de inname van een potentieverhogend pilletje durft hij Maria te veroveren.
De moeder van de hoteleigenaar is de enige uitzondering in deze bonte kermis en een baken van rust. Zij probeert haar rol van gastvrouw en moeder naar eer en geweten te vervullen, of het nu gaat om de gasten, het personeel of haar eigen zoon. Alles lijkt ze onder controle te hebben. Tot het einde van de nacht, wanneer haar zoon zijn militaire fantasieën uitleeft op zijn hotelgasten en hij, gewapend met geweer en wijnfles, op strooptocht door het hotel gaat. Dat eindigt dramatisch.
Kortom: niets is wat het lijkt. Wat drijft de beroemdheid? Waarom is de officier in het hotel? Is de liefde tussen de twee jongeren meer dan een ´one night stand´? Wil de hoteleigenaar wel of niet van zijn moeder af?
Randprogramma
Randprogramma
Rond de productie Hotel Fellini kan KamerOperaProject een aantal side-events organiseren met andere (onbekende) muziek van Malipiero, Rota, Berio, Ghedini, Scelsi, Dallapiccola en Respighi.
Te denken valt aan een reconstructie van een experimentele film van Walther Ruttmann uit het begin van de jaren ´30: Acciaio. De film is gewijd aan de staalindustrie van het Umbrische stadje Terni, een prestigeproject van Mussolini. Het is de enige film waar Malipiero filmmuziek voor heeft gecomponeerd. Ook Malipiero´s enigmatische, verontrustende pianomuziek uit de periode 1914-1918 kan klinken met op de achtergrond filmscenes uit Uomini Contro, een geruchtmakende Italiaanse film uit 1970 van Francesco Rosi over de Eerste Wereldoorlog en beelden uit de heuvels van de Veneto, waar Malipiero zoveel jaren met veel plezier heeft gewoond en gewerkt. Schoonheid en brute kracht komen hierin samen.